... | |
tekst bundel Uit ons hart geschreven - 1995
Vacuüm Cultuurnetwerk: Tekst uit dichtbundel 'Uit ons hart geschreven' Uit ons hart geschreven / (c) Sjoerd van Berkel, Felix Hogeboom / Alkmaar, Heiloo - december 1995 / NUGI 310 - gedichten (oorspronkelijk) / 50 ex. De gekooiden Wij, zijn wij niet als de vogels in hun kooien willen vliegen, mogen niet op hun stokje, nooit meer ontdooien? Ja, wij zijn als de vogels die verdrietig kopjes laten hangen, mogen niet meer in de lucht, nooit meer vliegen ? Wij zijn gekooid maar krijgen goed genoeg te eten helaas ! zo worden wij te dik om ooit nog te ontsnappen wij zijn gekooid ! wij zijn gekooid ! Wij, iedere morgen tikt een baas op onze vingers de brave ziel mag thuis ook niks, zo gaat dat dan ! Wij zijn gekooid, gekooid in onszelf in onze Liefde helaas zo worden wij te koud om ooit nog Lief te hebben wij zijn gekooid ! wij zijn gekooid ! Oh! ik wil weg laat het harnas, de kooi achter op de stoep oh ! stijg op ! stijg op ! neem dat ding maar mee: je mag 'm hebben ! De zon De zon glijdt onder bruggen door het water stroomt niet want het vriest Naast me, Jan te piesen met een dikke straal héé, een vastgevroren eend De nacht was wel wat koud maar kouder nog ben ik van jouw koude hart Verwonderd kijk ik om me heen waar ben je heen, Truus? Je bent weg, en geen excuus Jij noemde mij: viespeuk je hield toch van vies schatje, je hield toch van klef? De zon glijdt onder de bruggen door het water vriest, het water vriest maar door Jan zegt: geef me die fles, kom hier Ik zeg: ga weg, is mijn zuipen Jan zegt: waar is je wijf, ik heb zin Ik zeg: ga weg, is mijn wijf, wás mijn wijf We zouden, we zouden samen zwerven ik zei de VPRO-gids gedag en mijn culturele vrienden, op een dag We zouden, zouden samen zwerven en romantisch, anti-burgerlijk tegelijk onder een kartonnen stukkie sterven Verbitterd kijk ik om me heen Je hebt me te pakken Truus jij zit vast achter andermans gordijnen je hebt mijn giro en mijn geld allee, Jan, geef die fles eens hiero De zuster zegt: dit is uw bed het bed is wel wat koud maar kouder nog, ben ik van jouw koude hart Ik praat maar door, zo in mezelf ik praat maar door je hebt me dan toch te pakken Truus je bent weg en ik krepeer er is geen excuus, er is geen excuus ... Plein Op het naamloos plein leunt wat jeugd, zij weten weinig vragen tussen hen opgerookt en opgedronken verveeld en achteloos 't onbeholpen gaan, zichzelf bewijzen Liefde plat als de snackbar op de hoek Eerlijke bakkers en slagers wonen er te vinden achter de erkers van hun vaders zonen sleutelen er aan brommers de spijkerbroekenmeisjes lachen wat op het naamloos plein Terwijl de bomen langs de weg verkleuren door de seizoenen heen worden de tennisballen geslagen zolang dat mogelijk is door opgetutte moeders met de kinderen naar school op het naamloos plein Door de gemeente wordt geschoffeld de oudjes broos in wollen jas over de zebrapaden jeugd met walkman op de fiets een banale droom met peuken op de stoep en bij het jeugdhonk bonkt het verzet tegen de loze tijd als vanouds het naamloos plein zoals vermeld in ambtelijke annalen Het leven bleef er wankelend en schimmig als het vreemd-oranje licht uit strakke lantaarnpalen de man tot slot die dit naamloos plein van poëzie voorzag het was de laatste man een dwaze vogel van de volle maan verdwijnend in de diepe nacht. Folk vertraagd na de gedane arbeid gezeten aan de tafels van het vertrouwde samenzijn in de weerschijn van de haard gestalten in hun overgave aan een stevig maal het hout gehakt het vee op stal De verhalen grijpen steeds over de geslachten heen eens waren de zonen helden eens waren de dochters jong eens dansten de vrouwen met ongewone heftigheid wervelden geborduurde rokken in de dans en brak Liefde de nuchterheid van 't boerenland De oude walsen voorbij de slaap gedraaid als het laatste bier in de kelen is gevloeid en de waard met de sleutels rinkelt als ieder alleen of met z'n twee zich naar huis begeeft verbleekt de glans van de muzikanten dooft de Liefde in het schaars gemak en het harde werken in de morgen wist men weer met traag gebaar het zweet van 't voorhoofd af .... Ik zag je staan Ik zag je staan en zei: hallo jij zei: denk maar niet, dat gaat zo, zo ik heb mijn principes en ik zei: 0, en vroeg: wat is je naam? jij zei: het gaat je niks an en ik kan hier niet blijven staan en ik zei: o, moet je dan weg? jij zei: naar m'n werk dus je hebt pech, er moet nog een brief naar de belastingdienst die moet ik schrijven, ik kan hier dus niet blijven en ik zei: o, en vroeg: is het zo erg ? jij zei: ja, en ik zie op tegen een relatie met jou als een berg, want dan krijgen we kinderen en die zullen hinderen en ik zei: o, en vroeg: wil je een ijsje? jij zei: nee, want dan denk je gelijk, ik ben jouw meisje, da's altijd hetzelfde wijsje en ik zei: o, en vroeg je adres jij zei: gaat je niks an en ik moet eten het is al half zes en ik zei niks meer. Feminien Welke plaats heeft dan die koestering die lijn die vloeit die onbezonnenheid van wankele hak en sierlijke voet Zij vinden bij de vrouwen onderdak het meest gaan zij nog door de straten leeggemaakt om het nut te dienen De ontmoeting schuilend in hun ogen, in hun blik al van verre brengen wenken hun gezichten naderbij bloeiend als bloemen uit de oogst van het gevoel geven zij kleur geven zij vorm bewegen zij zich tegen de onverschilligheid als een voortgaand gebed Het is in de eerste plaats om zichzelf te bevrijden van de last van koud en leeg bestaan gebaren en gewoontes bieden hun warmte onderdak droom en belofte in kado's verpakt het is daarom dat de vrouw flaneert in winkelstraten Zij raken de stenen nooit voor meer dan een vluchtig ogenblik hun rede plooit naar de verrassing toe zij weten dat zo alleen de Schoonheid is dat zij niet kan worden vastgesteld nooit gevangen worden kan maar wel bemind veel gezichten heeft die Liefde In een wereld van noodzaak, nut en plicht verging voor velen de glans van 't geluk het valt niet licht om onvoorwaardelijk te zijn in Liefde die het leven voedt .... Wandeling De zee maakte je lach het brons, het koper van de schemering en 't vergloeien van die dag De zon smeedde een vuur rondom en laag een baan van licht over 't brede rimpelend watervlak de branding sprak in onze oren Hand-in-hand gezeten kwam dit alles tot ons en wekte aldus de droom onuitgesproken beloftes bleven zwijgend stil en teer glanzend in de weerschijn van 't laatste licht kinderen tot op het sterrenstrand hemelbogen dankbaarheid en euforie jou te kennen daar, te voelen huiswaarts; huiswaarts gaan lichtjes voortgeblazen door de wind je kruipt tegen mijn schouder aan we weten ons alvast geborgen. Levendig aanwezig In deze straten ben jij niet boom en struik staan er te strak ijzig de wind vanuit het noorden het wonen, werken, slapen verplaatst er zich alleen in het harnas van de auto in die straten ben jij niet Angst ligt in de rondte op het strakgemaaide gras achter de tulpen in het gelid op het grint van de oprijlanen in het voorbijgaan slechts het afgemeten groeten de geschiedenis is er voor het gemak om zeep gebracht 't gemak dat in de binnenkamers zetelt 't privé waar ik geen namen ken de deuren die gesloten blijven uit fatsoen het maakt de hersens dof evenals de ogen het respekt heeft er elke droom verdreven 't verloren gaan van de glans die het leven vormt in deze straten ben jij niet En de dichter beent woest door alsof er onraad heerst de samenleving van het hart getreden met de voeten van onachtzaamheid waar geen verzekering of hypotheek ooit helpen kan in die straten ben jij niet schone muze van mijn hart .... Ik lach nooit meer Hier, lees de krant een gijzeling, een brand een man verdronken in een sloot een meisje gevonden dat spoot als ik niet van jou hou dan lach ik nooit meer dan lach ik nooit meer En op mijn kantoor gaat de sleur maar door de gang naar de koffieautomaat rustig, stoffend in de maat als ik niet van jou hou dan lach ik nooit meer dan lach ik nooit meer Kom bij me staan laat je handen gaan voor vijf minuten tederheid kostbare seconden in de tijd als ik niet van jou hou dan lach ik nooit meer dan lach ik nooit meer. Ambacht Het verhaal in groeven van de huid zacht door het verkeren binnen de vingers fijn van pen of schrijfmachine de aandacht van de paperclips en memoblocs het fotootje dat lacht op tafel bijna zingend, zwevend gaat die handel terwijl elders vanuit het magazijn de bestelling in de vrachtauto geschoven wordt Het verhaal onder de nagels van de monteur de dagelijkse olie de onderdelen die door zijn handen gaan grote handen grof vertrouwd met shag en koffiebekers terwijl buiten de loods de snelweg raast de motor van de samenleving die vooruit wil gaan Het verhaal op het netvlies van de schilder proevend, tastend naar het traag verband met het gevoel en de geschiedenis trillend in de hevigheid van artistieke dromen op alle straten, pleinen en bij de rivier te zijn op alle tijden, bij dag, bij nacht, bij elk weer terwijl de rest van het land na gedane arbeid rust bij de televisiekast moedeloos moet kijken hoe dromen worden stukgeslagen, verkocht en verkracht is er het voorrecht van de Kunst, bij genade Gods die hem de eenzaamheid in drijft meevoert als in grote zuiverheid en Liefde alsof dit alles vanzelfsprekend is het groot verhaal een pelgrimstocht ... Nu is de nacht gekomen Nu is de nacht gekomen en ieder ligt op één oor de kankeraars, de kritikasters de mooie juffrouwen de serveersters, uitgebuit en moe want nu, nu is de nacht gekomen Nu is de nacht gekomen eenieder is de baas in bed de onderwijzers, beterweters de bakkers en de boeren de hoertjes, uitgebuit en moe nog niet, want nu is de nacht gekomen Kousevoeten, eten moeten muizen in de keuken kouwe stenen en op de tast jouw deur weten te vinden nee, verdomd, het is je moeder en ik weer terug op kousevoeten plassen moeten meisjes giechelen Ans, kijk uit! Nu is de nacht gekomen schepen snurken in de haven ik kan de masten zien ze spiegelen het water en ik voel me bang en eenzaam want de nacht is nu, is nu gekomen. Diep in een droom Diep in een droom zul je mij vinden tegen de stroom heldere beek afgelegen straat afgelegen stad diep onder water modder en zand misschien in een schelp in een droom diep in een droom gedropen vol slijm en traag als plankton in de oceaan diep in een droom diep in een droom diep in een droom van zout en zoet. Amsterdam Er valt niet zoveel te beleven ach, het Amsterdamse leven gaat z'n gang z'n saaie gang z'n saaie gang De stad werd veel bezongen zo de ouden piepen, piepen de jongen om z'n mooie sfeer het regent weer het regent weer Maar toch er valt niet zoveel te beleven kijk, het leven in de stad gaat gewoon z'n gang z'n saaie gang z'n saaie gang Hier en daar wordt wat gestoken en er wordt heel wat afgebroken maar verder slaapt de stad zoals de kat zoals de kat Amsterdam, daar gebeurt het maar ik vraag: wat dan, wat dan? ik zie niet wat heb het alweer gehad heb het alweer gehad Ik ga weer terug naar Alkmaar daar gebeurt ook niks maar daar woon ik heel toevallig heel toevallig Wij hebben geen trams, geen musea da's waar, wij zijn geen grote stad maar het leven gaat zijn gang zijn saaie gang zijn saaie gang. Ik hou nog van je Er zijn dingen die je niet zo goed weet net zoals er zaken zijn die je vergeet maar toen ik vandaag, deze maandag je hoofd even zag toen wist ik: ik hou nog van je Ik ben maar gauw weer doorgelopen onder het mom van ik moet nog iets kopen dat was vandaag, deze maandag toen ik je donkere ogen even zag en plotseling wist: ik hou nog van je En omgekeerd: jij houdt ook van mij niet dat je dat tegen me zei maar ik las het in die blik de Liefde, de verwondering en de schrik en jij dacht ook: ik hou nog van je We zijn allebei weer doorgelopen jij bent nog dichter tegen hem aangekropen jij hebt hem in de tram over mij verteld en hij was eventjes ontsteld want hij weet ook: ik hou nog van je Ikzelf heb een glas bier genomen en nog één om de dag door te komen dat was vandaag, deze maandag toen ik je even zag en dronken riep: ik hou nog van je ! Suite Bergamasque Waarom is zij zo akelig stil ? net of ze niet meer weet wat ze nog zeggen wil Ze houdt het roer in haar handen als dit zo doorgaat zullen we nog stranden Stuurvrouw, zeg nog es wat wat voor problemen heb je op de wal gehad? Waren het zeelui die je pestten is je Liefde over of zit je anders in de nesten ? Nooit zeg je een woord teveel niemand neemt in jouw ellende deel Maar ineens zie ik dat jouw buik iets dikker is ik weet ineens de reden van jouw droefenis Jij zegt: ga weg, wat doet u hier? ik antwoord rustig ik ben een passagier Zij zegt: bent u gek verdwijn onmiddellijk of ik werp u van het dek En ik ga weg, verslagen en durf verder niks meer te vragen. Fragment uit het dagboek van een onbekende man, gevonden op het strand bij Scheveningen 3 april 1968, waarschijnlijk behorende bij een opvarende van het motorschip Lutina, vergaan 31 maart 1968, waarbij ook de genoemde stuurman om het leven kwam. De muur van de gevangenis tegenover mij De muur staat daar voor zover ik weet al eeuwen de muur van de gevangenis tegenover mij de muur rechtop en grijs de muur en daarachter iemand als jij De muur staat daar en blijft nog wel even een tijdje de muur van de gevangenis tegenover mij de muur, geen twijfel aan de muur scheidt jou nog steeds van mij Ik haat jou niet en de rechter evenmin nee, ik haat de muur en ieder uur hoop ik dat 'ie in zal storten dat iemand zijn leven zal bekorten de hand slaat aan de muur dat hoop ik ieder uur En dat jij en ik zullen omarmen ja, uit het puin kom jij tevoorschijn rustig zul je aan komen lopen maar zulk geluk kun je niet kopen ongeschonden blijft de muur en ik treur verder ieder uur Want de muur blijft daar en zal ons blijven scheiden. de muur van de gevangenis tussen ons de muur rechtop en grijs de muur .... "Ik schuif het gordijn opzij en kan in de oranje gloed (in deze nacht) de stenen zien een hond plast er tegenaan zoals het hoort ik doe het gordijn dicht en rol mij alleen in het bed van dons." Je liefste woorden Pak een stoel schuif aan tafel schrijf je liefste woorden op het papier schrijf ze hier in deze keuken wie weet wat je nog te binnen schiet toe nou twijfel nou es niet pak een pen schrijf je liefste woorden op het papier doe ze in een envelop stuur ze op als ik morgen moe thuiskom zal ik ze lezen en weer lezen en ik zal een beetje gelukkig zijn dus toe nou schrijf je liefste woorden op het papier doe het nu doe het hier! Protestlied van de dwaze sleutelbloemen Gij die ons sleutelbloemen plukt gij die telkenmale bukt om ons de sleutelbloemen uit het leven weg te rukken Gij die ons plukte dag na dag gij die ons wegneemt met een lach ons gele bloed vergiet weet gij dan niet Dat wij de bossen sleutels meer waard zijn dan konijnenkeutels dat wij sleutelrechten hebben ! dat wij sleutelrechten hebben? Laat ons sleutels sleutels blijven ! blijf van onze ranke lijven ! Mijn hart is een kamer van hout Mijn hart is een kamer van hout koel in de zomer warm in de winter wie kerft er zijn naam in mijn kamer van hout? mijn hart is een kamer van hout ruim in de zomer knus in de winter wie zet er zijn bed in mijn kamer van hout? mijn hart is een kamer van hout zacht in de zomer wild in de winter wie timmert er wat in mijn kamer van hout? hoor! wie klopt daar kinderen? 't is de houtworm zeker? die verdwaald is zeker? ah! mijn hart is een kamer van hout blijft lang goed blijft lang warm wie zaagt er een raam in mijn kamer van hout? Naderbij Kijk in mijn aandacht kijk in mijn ogen kijk in mijn ontroering In die spiegels is er vrede daar vindt onze onrust geborgenheid daar is herkenning daar stroomt de adem van wederzijdse Liefde Wegzinkend in het moment is het de tederheid die armen opent vingers vlechten belofte en verwachting ineen een man, een jongen en een kind zoeken onderdak Kijk in mijn aandacht kijk in mijn ogen kijk in mijn ontroering. Met jou zal ik woordenloos opgaan vinden en vergeten hoe langzaamaan de afstand wordt weggenomen en het lied ten volle klinkt en trilt alom van Liefde uit Zijn hand gegeven met milde overvloed .... Ik zal een liedje fluiten Ik zal een liedje voor je fluiten als het donker is geworden en de katten en de honden in de tuinen dikke vrienden zijn geworden Ik zal zo'n liedje voor je fluiten als je bang bent dat de bomen enge mannen zijn met messen Ik zal een liedje voor je fluiten als je de Volkskrant hebt gelezen en het roven, moorden, branden naar je keel grijpt zal ik een liedje voor je fluiten. zal ik een liedje voor je fluiten. Onderlangs Op de hoek verdwijnt de accordeonist in de winter van de angst om de kerstkado's voortijdig te moeten afgeven van de kramp om de schijn van vriendschap te moeten ophouden van de medemenselijkheid die in elke trek, in een oogwenk ter discussie wordt gesteld De leegte van de stenen wist elk verhaal uit dat niet met takken hulst en oliebollen kan worden hersteld noch van glans voorzien door de bloembakken op de winkelboulevard Zij die traag, te traag bewegen zijn verlost van hun illusies en dragen het tekort in broze ogen die niets meer kunnen verbergen geen aalmoes of fles herstelt hun waardigheid het gesprek staakte toen vertrouwen en respekt vervaagden en kilte in de harten kroop angst, onmacht en onbegrip Een wederzijdse leegte vanwege de Liefde die werd uitgewoond. Schuchter vluchten Achter ramen van huizen die ik niet durf te kennen wonen mensen tevele mensen eenzaam terwijl de beeldbuis straalt en hen zonder mededogen met de wereld verbindt een wereld die hen klein houdt met oorlogen en tekorten uitweidingen in kranten een schaduw die kou brengt in 't hart waar kwaad en onvermogen worden bevestigd waar de droom allang gestorven is eenvormige gordijnen langs galerijen van de middelmaat de hond, de kat snuisterijen op de vensterbanken de barbeque met pils in hele kratten gevoel dat overvloed te krijgen is, te kopen is terwijl vele mensen eenzaam wonen in straten die ik in het voorbijgaan liefst vergeten wil het is zo pijnlijk immers om illusieloos te leven voor het sterven langzaamaan al dood te gaan wat is een vlinder van de Schone Kunsten nog te midden van de roep van hoge heren om marktwerking en efficiency ? elke ongeregelde kleur een stille rebellie elke eigen dans een ijdele waan elke Kunstenaar een achterhaald figuur en verbittering hierover dom uitgelegd als een gebrek aan gezond verstand en dan nog, dan nog, dan juist roepen, schreeuwen, zingen om de Liefde als een kind een kind dat al teveel heeft meegemaakt. Maanlichtserenade Sherazade, dit is een maanlichtserenade je schrijft het net zoals je het zegt en eerlijk gezegd, ik weet niet waaraan 't legt dat jij de deur niet open doet Ik bedoel die deur hier op je borst heb jij dan nooit eens dorst wil jij niet drinken uit mijn fles gevuld met tederheid o, ik heb de tijd Houdt het flesje met twee handen vast je trilt liefste, je trilt alvast Sherazade, dit is een maanlichtserenade weet je niet wat dat betekent de zachtheid afstekend tegen het beton waarin je woont Ik kniel hier voor je schoot en bijna ga ik dood wil je me niet hebben dan? wil je dan een andere man? o, Sherazade vertel mij aan de kade je geheim dan stop ik deze serenade ik tril liefste, ik tril alvast ! Sherazade, dit is een maanlichtserenade ik draag je tas, leg m'n jas over een plas ik stuur je brieven, liefdesbrieven maar jij antwoordt niet, ben ik soms te lief moet ik je uitdagen als een stierenvechter? bedenk wel: ik ben zelf al een stier, zelf al een dier en een dier spot niet met een dier Sherazade, kijk, daar kom je ! dit is een maanlichtserenade open de poorten van je huid, laat de warmte eruit ontsteek de lont, rol het kanon naar voren Sherazade, laat de knal eens horen ! (er klinkt niks) o, ik heb de tijd ! Bosviooltje In het bos tussen de varens groeit het viooltje zonder snaren zonder grote gebaren paars en klein tegelijk Viola Riviana ik geef jou aan Diana zonder grote gebaren brutaal en teder tegelijk Diana houdt van het bos als de bomen van de aarde ze laat zelfs de netels in hun waarde In het bos tussen de varens groeit het viooltje zonder snaren zonder grote gebaren paars en klein tegelijk Viola Riviana ik vermoord jou voor Diana zonder grote gebaren brutaal en teder tegelijk Diana houdt van het bos en het liefst in een vaas ik breng haar jou als een echte dwaas In het bos (etc.) Het grote komen Met de handen die de omarming vormen dieper in de stille glans die Liefde, Liefde, Liefde is een innig teken onontkoombaar in schaduw en in licht in het fluisteren van de belofte en de verwondering handen in omarming vooroverbuigend traag in een ogenblik altijd kwetsbaar en huiverend gebaar, moment en pose zoals alleen een vrouw dat kan het grote komen geborgen en beschut besloten ... * Informatie e-mail: felixhvb@gmail.com | |
Vacuüm Cultuurnetwerk Alkmaar - 2017 |